Het amateurkleed versleten (I)

Op weg naar professioneel voetbal

FC Den Bosch is kampioen van de Toto-divisie 1999. De Bossche voetbaltopper promoveert daardoor naar de KPN-telecompetitie. Wordt FC Den Bosch weer een smaakmaker voor de voetballiefhebber in stad en regio? Het kampioensfeest op de Markt trok opvallend veel belangstelling. Dat wekt verwachtingen. Nog maar vier jaar geleden was de Bossche club op sterven na dood. Betaald voetbal was in deze stad hard op weg een marginaal verschijnsel te worden. Maar het Bossche betaald voetbal is helemaal terug op de kaart. Hoe was dat in het verleden? Hebben Bosschenaren zich laten gelden in de ontwikkeling van de belangrijkste bijzaak van de wereld? Of hobbelden ze er een beetje achteraan? Frans van Gaal, auteur van verschillende beschouwingen over voetbal, kijkt terug in de achteruitkijkspiegel van de voetbalgeschiedenis. In deze en een volgende uitgave van Bossche Bladen gaat hij in op de geschiedenis van het 'beste' voetbal in de oude hertogstad.


Stadion De Vliert, 1960. Foto: Stadsarchief (0025739)

Amateursport

Is sport een kwestie van amateurisme of moet je professionaliteit niet schuwen? Het debat is minstens zo oud als de sport zelf. In de negentiende eeuw was het in de wielrennerij al heel gebruikelijk dat je geld inzette op de mogelijke winnaar. In Engeland waren er in die tijd heel wat mannen die hun schaapjes op relatief jonge leeftijd op het droge hadden door hun verdiensten als topsporter. Vandaag de dag is geld voor het voetbal een kwestie van lijfsbehoud. Een voetballer gaat niet voor minder dan wat hij in een reguliere baan zou kunnen verdienen. Wel voor meer. Dat het vroeger anders was weten we allemaal. Maar aan het pure amateurisme werd al vroeg geknaagd. Vooral de opkomst van voetbalverenigingen met een arbeidersachtergrond leidde tot een verlevendiging van het debat of voetbal nu wel of geen betaalde sport kon zijn. En dat was al in het begin van deze eeuw. In het seizoen 1909/1910 zag het bestuur van de Nederlandschen Voetbal Bond (voorloper KNVB) zich genoodzaakt een verklaring uit te geven waarin het zich onomwonden uitsprak tegen beroepssport. 'De bond verklaart zich tegen beroepssport, verklaart en beschouwt het als schadelijk voor sport en volk en zal het daarom dan ook zoveel mogelijk bestrijden'.1
In het begin van de jaren '20 koos het bestuur van BVV, de eerste Bossche arbeidersvoetbalclub, al voor een vergoeding aan de spelers. 'Toen was het amateurkleed al versleten. De mannen van den Nederlandschen Voetbal Bond (NVB) namen me dat kwalijk. Want ik was ook nog eens voorstander van een voetballotto en -toto. Karel Lotsy en zijn makkers waren daar fel op tegen. Dat leidde immers tot het zedelijk en moreel verval van de bevolking. Ik kan er nog steeds om lachen', stelde Ad Mees, bestuurder van BVV, in het Brabants Dagblad van juni 1976.2
Wat deed die andere voetbalclub in 's-Hertogenbosch, Wilhelmina? Dat was de club van de gegoede middenstand en vaak nog meer van deftigheid. Consolidatie van sportieve vrijetijdsbesteding stond voorop. 'Zij speelt meer de gezeten burger, die zich wel eens iets veroorloven mag, en een verlies niet zo ernstig neemt. Een volgende keer maakt zij dat wel weer eens goed', schreef Kees Spierings.3
BVV was Wilhelmina inmiddels wel boven het hoofd gegroeid. Maar dat deerde de, nog immer voorname bestuurderen van de geel-zwarten, niet. 'Wij, Wilhelminianen deden aan genoeglijkheids-voetbal. Wij speelden louter om de vreugde van het spel, wij speelden uit schuimende levenslust, juist als onze voorgangers deden. Wij maakten er geen levenskwestie van',4 aldus de Bossche chroniqueur, Kees Spierings over de periode 1917-1927. En vervolgens stelt hij dat nu juist het 'genoeglijkheidsvoetbal' in deze tijd aan de verliezende hand was. Het was in 's-Hertogenbosch niet anders dan in andere steden.
In woord en geschrift juichte Spierings de nieuwe ontwikkelingen toe. Voetbal had ook in 's-Hertogenbosch sterk aan populariteit gewonnen. En dat was voor alles een goede zaak. Maar toch... Spierings was maar wat trots op Tony van Haeren, voetballend oogarts. De enige international die Wilhelmina ooit afleverde, speelde in 1924 in het elftal van de Corinthians(!). Een heel bijzonder elftal, behorend bij een bijzondere beweging. 'Doel van de vereniging is het hooghouden der amateurbeginselen bij de beoefening der voetbalsport onder de meer beschaafde kringen, die zich gaandeweg aan actieve deelname onttrekken', lezen we in de statuten uit 1923.5 Echte amateurridders dus, die geschrokken reageerden op een deelname van de steeds grotere arbeidersschare. In sportief opzicht koesterde de voetballende arbeidersjongen heel wat meer ambities dan zijn deftige voorganger. Spierings waarschuwde voor een al te voortvarende popularisering van de voetbalsport. 'En het is logisch dat in zo'n massale reactie excessen voorkomen, doch de beweging zelf is daar niet mee veroordeeld. Integendeel, die excessen moeten worden tegengegaan, en al die plots onstuimig doorbrekende volkskracht geleid worden, gericht en bedwongen. Hetgeen trouwens ook gebeurde en neg gebeurt tot eer der leiders en de sport zelve'.6

'Wij eischen'

In 1938 haalde BVV op uitgebreide schaal de landelijke pers. Daaraan lagen niet zozeer sportieve successen ten grondslag. De club zou gezondigd hebben tegen de streng toegepaste regels van het amateurisme.
In samenspraak met een aantal spelers betaalde het bestuur een bescheiden bedrag om vrij te besteden. Dat ging de kosten die, normaal gesproken, besteed waren aan gezamenlijke maaltijden niet te boven. Het BVV-bestuur kreeg een schorsing van een jaar aan de broek. Verontwaardigd reageerde het bestuur: 'Wij mogen de jongens laten eten en drinken en nog eens laten eten en drinken. Maar als een van deze jongens, die toch al een heden vrijen Zondag voor zijn sport moet opofferen, te kennen geeft dat hij liever niet zoveel eet maar het geld besteedt om 's avonds met zijn meisje naar de bioscoop te gaan dan mag dat niet. Wij voelen er echter niets voor om van onze voetbaljongens voetbalheeren te maken, die in chique café- en restaurantpaleizen eten en drinken op kosten van voetballievend Nederland. Wij eischen het recht op om onze jongens in hun eigen milieu te laten'.7 Amateurbepalingen die dat frustreerden waren uit de tijd en onzinnig volgens het opstandige BVV-bestuur. Overal in het land kwam het voor dat clubbesturen hun beste spelers een café of sigarenwinkel bezorgden. En sommige, hele goede voetballers kregen aanlokkelijke 'aanbiedingen' uit het buitenland. Bep Bakhuis, de legendarische spits en middenvoor, koos in 1937 voor het Franse Metz. Deze club betaalde.
De BVV-spelers krijgen voetbalschoenen cadeau. Einde amateurvoetbal?, 1948. Foto: Stadsarchief (0056565)

Het KNVB-bestuur hinkte nog enigszins op twee gedachten. Als geen ander had het belang bij de voortgaande popularisering van de voetbalsport. Maar dit bestuur moest ook rekening houden met oude vormen en gedachten van de 'elite' van het vaderlandse voetbal. En die stond voor het behoud van het officieel amateurisme.

Niet alleen meer 'Aanvalluh...'

In 1882 speelde het Engelse Cambridge met vijf voorhoedespelers. Drie spelers beheersten het middenveld. Twee backs en een keeper trachtten de tegenstander van scoren te weerhouden. Aanvallen was dus het parool. Dat 'systeem' hield het bijna vijftig jaar uit.
Arsenal was de eerste Engelse club die verandering bracht in een spelopvatting die alleen op aanvallen gericht was. In het begin van de jaren '30 voerde de Londense club het stopperspilsysteem in. Ook in de opstelling van de voorhoede kwam meer systeem.
BVV volgde redelijk snel. Tot in de jaren '30 voetbalde een club in Nederland vooral en alleen: vooruit! Aanvalluh... is dus niet zo nieuw. Tactiek hoefde nog niet of het was nog maar nauwelijks in beeld. Slechts drie spelers waren gericht op de achterste lijn; de keeper en de links- en rechtsback. Alle andere spelers hadden maar één doel voor ogen, dat van de tegenstander. De meeste spelers liepen dan ook in de voorhoede, vijf in getal maar liefst. BVV was de derde club in Nederland die het stopperspil-systeem invoerde. De Stormvogels uit Koog aan de Zaan en Blauw-Wit uit Amsterdam waren de eersten. Dat BVV er zo snel bij was had alles te maken met de komst van een Engelse trainer in het seizoen 1935-1936, Alec of 'Jack' Jackson. Deze voerde een nieuw verdedigingssysteem in met als centrale figuur de 'stopper-spil'. Op zijn minst was het trendsettend.
De lotgevallen van Wilhelmina in de jaren twintig en dertig tonen treffende gelijkenis met die van andere 'deftige' pioniers van het vaderlandse voetbal. Sportieve resultaten spraken, met name in de jaren dertig, niet echt tot de verbeelding. Er was zelfs een sterke terugloop van het ledental. In 1937 telde Wilhelmina nog maar 62 leden. Er leek sprake van een zekere 'koestering der miskenning', Krachtsinspanningen van enige 'veteranen' waren nodig om de club voor 'uitsterven' te behoeden. Wilhelmina trok geen Engelse trainer aan. De club veranderde ook niets aan de tactiek die sinds de oprichting in 1897 niet meer was veranderd.
De resultaten waren er naar. BVV legde de basis voor latere successen en groeide uit tot een Brabantse topper. Wilhelmina zakte verder terug.

Emancipatie?

Al in de jaren '30 beschouwde PSV, de club van Philips, de Bossche arbeidersclub als een absolute rivaal. Als Philips Sport Vereeniging stonden de `Eindhovenaren' bekend als de club van het grote geld. Voorafgaande aan de wedstrijd BVV - PSV Op 10 november 1938 schreef de Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant over de 'Oude rivaliteit'. Het werd 2-2. PSV had
zich inmiddels verrijkt met een ex-BVV-er, Van Beek. Hij was gezwicht voor 'het geld'.
Een Bossche landskampioen in het topvoetbal? Kom er vandaag nog eens om. Maar de stad heeft er wel een gehad. We schrijven 1948. Drie achtereenvolgende seizoenen had BVV het gebracht tot kampioen van de zuidelijke eerste klasse. In 1948 leidde dat tot een succesvolle strijd om het landskampioenschap. Legendarisch is de winst op Ajax. Op Heidelust in Vught gingen de Bosschenaren uit hun dak. Na een 2-0 achterstand werd het uiteindelijk 5-2 voor BVV. En vervolgens was er de beslissingswedstrijd bij en tegen het Haarlemse EDO, oftewel Eendracht Door Oefening. Een gelijkspel, 1-1, voldoende voor het landskampioenschap.
Vele Bosschenaren praten er nog steeds over. Een zomer lang feestgedruis. Arbeidersjongens die van het ene op het andere moment toch belangrijk bleken! Dat was andere koek dan het betrekkelijk saaie werk op de sigarenfabriek of een baantje als stratenmaker bij de gemeente. Emancipatie toch? Van het elitevoetbal was weinig of niets meer over. Wilhelmina was in sportief opzicht absoluut geen rivaal meer. De club deed BVV na. Sommige BVV-spelers zoals Dré Saris, de keeper, Piet van der Sluys, Piet van Overbeek, Cor Huybregts en Kees Krijgh haalden het Nederlands elftal. De laatste, een echte stopperspil, maakte deel uit van de Olympische selectie die in 1948 in Londen de kleur van Oranje verdedigde. Hij speelde samen met grootheden als Faas Wilkes, Piet Kraak, Abe Lenstra en Kees Rijvers.
Alle spelers maakten een reis naar Spanje. één van de Europese voetbalwalhalla's. Daar werd je immers goed betaald. Ze speelden tegen Atletico Madrid en verloren met 4 tegen 0. Fameus zijn ook de reizen naar Curaçao en Zwitserland.
De herinnering, vooral heel mooi, is wel het belangrijkste dat bleef. Rijk werd je als BVV-er in die tijd nog niet. De reizen waren al een bijzonder cadeau. Daarnaast kregen de glunderende spelers voetbalschoenen van een bevriende leverancier. 'En natuurlijk hield je een hoop kennissen over aan die periode', herinnert Louis Swanenberg zich. Voor een baan of een goede woning was zoiets nooit weg. Daaraan droeg een succesvolle loopbaan bij BVV inmiddels wel bij.

Opportunisme kost geld

Bij de overgang naar het betaalde voetbal in 1954 was het voor BVV vanzelfsprekend dat de club meeging. De sportieve successen van de jaren daarvoor leverden een goed gevulde kas op. En bij een arbeidersclub was voetballen ook een beetje werken. BVV had een naam op te houden. Kiezen voor betaald voetbal lag dus voor de hand. 'We hadden ƒ 80.000,- in kas. Een kapitaal, hoor! Zeker in die tijd', herinnert BVV-bestuurder Ad Mees zich in 1976 bij het 70-jarig bestaan.8
De overgang naar het betaald voetbal in 1954 bleek geen onverdeeld succes. Het werd een kwestie van op en neergaan. Promotie naar de eredivisie in 1955 bleek het hoogst bereikbare.
Het eredivisieschap bleef behouden door een omkoopaffaire. Wim Landman liet ze ook te opvallend door. Hij was keeper bij het Scheveningse SHS. BVV won op 27 mei 1956 al te gemakkelijk met 5-1 in Scheveningen. Doelpunten maken was het hele jaar door hèt grote probleem geweest. De Bosschenaren handhaafden zich in de eredivisie. In 1959 volgde een reeks zware schorsingen voor bestuurders en Wim Landman. De begaafde doelman raakte in een persoonlijke crisis waar hij niet meer uitkwam.
In de jaren '60 verging het de rood-zwarten steeds minder goed. Het stadion De Vliert was vaak veel te groot voor de bescheiden schare supporters om ze een warm gevoel te geven. De Bossche Kuip was vooral grijs en weinig sfeervol, In 1963 ontkwam ook BVV niet aan degradatie naar de Tweede divisie, Een absoluut dieptepunt.

Trendvolgers

Hoe verging het Wilhelmina in de periode na de Tweede Wereldoorlog? De club had niet stil gezeten. De club
koos voor het trendvolgerschap. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog was sprake van een zekere popularisering. Het legde de 'Kanaries' geen windeieren. Het ledenaantal steeg van 62 naar meer dan 250. Dat betekende veel jonge aanwas uit de arbeidersklasse. En na 1945 zette de popularisering door. In 1954 trok Wilhelmina twee jongens uit het woonwagenkamp Moerputten aan, de gebroeders Burg. Wilhelmina werd ook een toevluchtsoord voor BVV-ers die net niet goed genoeg waren voor de hoofdselectie van de ex-landskampioen. In 1955 benoemde Wilhelmina, trendy als de club inmiddels was, een Hongaar als trainer, Zijn naam, Jòszef Vereb. Hongarije was na de internationale successen als voetbalnatie in. Ook Wilhelmina koos voor het betaald voetbal. Het werd geen onverdeeld succes. De club moest voornamelijk talentvolle spelers verkopen aan de grote jongens. In 1963 was de nood hoog gestegen. Wilhelmina speelde onderaan in de Tweede divisie. Geldgebrek was aan de orde van de dag. Zelfs het intiem kleine terrein aan de Wolfsdonken was nog te groot om de toeschouwer het gevoel te geven dat het weer aardig vol was.

Telstarfusie

'De positie van de beide Bossche voetbalverenigingen is momenteel slecht. Beide verkeren in de onderste regionen, maar Den Bosch moet toch in staat zijn een club in de eredivisie te hebben en daar behoorlijke resultaten te boeken. Er moet een eenheid worden gevormd met een nieuw elftal, bestaande uit spelers der beide verenigingen, aangevuld met jonge leden. De sectie betaald voetbal van de KNVB zou hiermee heel blij zijn omdat dit een voorbeeld kan zijn voor heel ons land', aldus Hans Hopster, de in 's-Hertogenbosch woonachtige KNVB-voorman. Hij zei dit halverwege de jaren zestig. En gelijk had hij. Wilhelmina en BVV maakten slechte tijden door. In 1963 was het tot een fusie gekomen tussen VSV in Velsen en Stormvogels in IJmuiden. De nieuwe club heette Telstar, genoemd naar de eerste satelliet om de aarde. De naam symboliseerde dus eigenlijk de wil om de weg omhoog terug te gaan. In Noord-Holland gebeurde dat ook. Het verging de nieuwe club lang niet slecht. Het voorbeeld werkte aanstekelijk. Ook in 's-Hertogenbosch. De kiem voor de oprichting van FC Den Bosch was gelegd.

(wordt vervolgd)

Frans van Gaal is historicus, verbonden aan de School van de Toekomst en voorzitter van 'De Boschboom'.

1.G. de Wagt, Eerst de man dan de bal, honderd jaar Nederlands voetbal (Amsterdam 1984) 19.
2.Brabants Dagblad, 10 juni 1976.
3.K. Spierings, De Gouden Kanarie. Feestblad ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan der voetbalvereniging Wilhelmina ('s-Hertogenbosch 1947) p. 24.
4.Ibidem, p. 26.
5.Ibidem, p. 28.
6.Ibidem, p. 35.
7.A.L. Mees e.a., Gedenkboek ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Bossche voetbal- en athletiek vereeniging BVV, 1906-1946 ('s-Hertogenbosch1946) 160-161.
8.Brabants Dagblad, 10 juni 1976.


Bossche Bladen 3 (1999) 78-82